Microstructuur van austenitisch roestvast kneedstaal
De microstructuur van austenitisch roestvast kneedstaal kan vrij complex zijn. Matrixstructuren variëren al naar gelang het soort staal, zoals ferritisch, austenitisch, martensitisch, precipitatiehardend en duplex. Er bestaan daarnaast tal van tweede-faze bestanddelen die in de microstructuur kunnen worden aangetroffen. De complexiteit neemt toe als er wordt gelast of als het staal wordt blootgesteld aan hoge temperaturen. Een dergelijke blootstelling kan leiden tot verbrossingsverschijnselen zoals sensitisering, 475°C verbrossing en sigma-faze verbrossing.
Afbeelding 1. Type 304 roestvast staal band, gedurende 5 minuten zachtgegloeid op 1065°C, vervolgens afgekoeld in lucht. Structuur bestaat uit willekeurig georiënteerde austenietkorrels en zachtgloeitweelingen. V = 250 X
Matrixfazen in austenitisch roestvast staal
De meest gebruikte roestvast-staaltypen zijn 302 en 304. Deze typen bevatten 16% of meer chroom, een ferrietstabiliserend element en voldoende austenietstabiliserende elementen, zoals koolstof, stikstof, nikkel en mangaan, om de austeniet ook bij kamertemperatuur stabiel te doen zijn. De typen die silicium, molybdenium, titanium of niobium bevatten (zoals 316, 317 en 347) bevatten soms een kleine hoeveelheid deltaferriet, als gevolg van de ferrietstabiliserende invloed van deze elementen. Legeringen met een substantiële hoeveelheid nikkel zijn volledig austenitisch (310 en 330). Voor legeringen die gevoelig zijn voor stabilisatie van deltaferriet, hangt de hoeveelheid deltaferriet af van de samenstelling, chemische homogeniteit en eventuele warmbewerking. Legeringen die zeer lage koolstofgehaltes hebben om gevoeligheid als gevolg van sensitisering tijdens lassen tot een minimum te beperken (304L, 316L of 317L), hebben een grotere neiging tot stabilisering van deltaferriet.
De austeniet in deze typen is niet stabiel. Er kan martensiet worden gevormd, vooral bij de lagergelegeerde typen, door afkoeling tot zeer lage temperaturen of door...