Aluminium extrusieprofielen Deel 1
De invloed van extrusienaden
KLIK HIER VOOR DEEL 2
In aluminiumextrusie worden profielen gevormd. Het proces  bestaat uit het persen van een voorverwarmd blok aluminium door een  opening in een persgereedschap. Elk profiel vereist een specifiek  gereedschap, de extrusiematrijs. Door de hoge temperatuur wordt het  aluminium kneedbaar, zonder dat het smelt. Onder invloed van de hoge  kracht van de extrusiepers vervormt het aluminium en neemt het de vorm  aan van de opening in de matrijs. Met deze techniek kunnen zowel  volprofielen als holprofielen worden geproduceerd. In volprofielen is de  volledige buitencontour van het profiel gevuld. In holle profielen,  zitten er een of meer interne holtes die omsloten worden door het  aluminium. Door de specifieke kenmerken van het extrusiegereedschap en  het cyclische karakter van het extrusieproces ontstaan er in het profiel  extrusienaden. Deze overgangen in de metaalstructuur kunnen een  belangrijke invloed hebben op de prestaties van het profiel. In dit  artikel wordt ingegaan op het ontstaan van extrusienaden en de invloed  van extrusienaden op de eigenschappen van profielen. Als eerste worden  de dwarsnaden besproken, die in alle profielen ontstaan als er meerdere  billets worden verwerkt. Aansluitend worden langsnaden besproken. Deze  ontstaan in profielen die worden gevormd met behulp van porthole  matrijzen, die voornamelijk worden gebruikt voor holle profielen. 
Andrew J. den Bakker
Dwarsnaden
Aluminiumextrusie is een cyclisch proces. Een extrusiecyclus begint met  het laden van een voorverwarmd werkstuk, de billet, in de container (een  dikwandige cilinder waar het aluminium doorheen wordt geperst) en  direct hierop aansluitend door de matrijs waar de werkelijke profielvorm  ontstaat. De perskracht wordt geleverd door een hydraulisch aangedreven  stempel. Als de billet is verwerkt, wordt de stempel teruggetrokken en  wordt het restant van de billet met achtergebleven verontreinigingen, de  persrest, afgeschaard. Met het laden van een nieuwe billet begint een  nieuwe cyclus. 
Tussen twee opeenvolgende billets ontstaat een overgangsgebied waar het  materiaal van de “nieuwe” billet overvloeit in het materiaal van de  "oude" billet. De vorm en lengte van dit overgangsgebied is afhankelijk  van de profielvorm en de toegepaste matrijsgeometrie (Figuur 1). 
De scheidingsvlakken tussen het oude materiaal en het materiaal van de  nieuwe billet in het profiel worden de dwarsnaden genoemd. De  eigenschappen van deze dwarsnaden, die het gevolg zijn van het verbinden  van geoxideerde en mogelijk vervuilde aluminium oppervlakken, kunnen  aanmerkelijk anders zijn dan die van het basismateriaal. Zowel de sterke  als de omvormbaarheid kunnen sterk afwijken van het materiaal buiten  het overgangsgebied. Voor constructief belaste delen worden deze  overgangsgebieden uit het profiel verwijderd en gerecycled. 
Het is belangrijk om te weten waar deze overgang start en wanneer de  overgang naar het nieuwe materiaal is voltooid. Daarnaast is inzicht in  het verloop van de eigenschappen in het overgangsgebied belangrijk,  aangezien met deze kennis een goede inschatting kan worden gemaakt over  de hoeveelheid te verwijderen materiaal. Het elimineren van te veel  materiaal is nadelig voor de efficiency van het extrusieproces. Echter  een groter risico ontstaat als er te weinig materiaal wordt verwijderd,  waardoor een deel van het overgangsgebied met inferieure eigenschappen  in het profiel achterblijft. 
Figuur 1. Het overgangsgebied in een profiel, zichtbaar gemaakt dor het uit elkaar trekken van de blokovergang.
Bepaling van het overgangsgebied
Het vaststellen van de positie en het verloop van het overgangsgebied is  mogelijk door het overgangsgebied in het profiel in korte stukken te  zagen. De positie van deze stukken in het profiel wordt gerelateerd aan  de persstop: een ringvormige aftekening op het profiel die ontstaat door  het loslaten van het aluminium van het loopvlak in de matrijs, als het  profiel weer in beweging komt na de blokwissel. Dit punt dient als  referentie voor de blokovergang. 
Uit de gezaagde profieldelen worden korte monsters gezaagd die  vervolgens worden geëtst, waardoor de overgang goed zichtbaar wordt. Een  voorbeeld hiervan is weergegeven in Figuur 2. 
Uitgaande van deze methode is een procedure ontwikkeld om het verloop  van de blokovergang nauwkeurig te analyseren. Hiertoe wordt uit de  geëtste dwarsdoorsnedes middels beeldbewerking de relatieve “vulling”  van de profieldoorsnede bepaald, gerelateerd aan de totale  dwarsoppervlak van het profiel, Figuur 3.
Dit verloop kan vervolgens afgezet worden tegen de afstand gerelateerd  aan de persstop. Er ontstaat dan een grafiek waarbij de blokovergang  (uitgedrukt in het percentage nieuw materiaal) wordt weergegeven als  functie van de profiellengte. Een voorbeeld hiervan is weergegeven in  Figuur 4 (in dit voorbeeld is de start van de overgang (bij 0%) als  nulpunt gekozen en niet de afstand ten opzichte van de persstop). 
Deze resultaten laten zien dat het verloop van de overgang snel begint  en dan geleidelijk steeds verder afneemt. Zo is te zien dat na circa 250  mm de overgang al voor 80 % gevorderd is, terwijl een -bij benadering-  complete vulling van het profiel (d.w.z. 100 % overgang) pas na 750 mm  gerealiseerd is. Uit de analyse van experimentele data is tevens een  eenvoudige empirische uitdrukking ontwikkeld waarmee het verloop kan  worden berekend. 
Figuur 2. Schematische weergave van het bepalen van de blokovergang. De  persstop is hier aangegeven met een zwarte lijn (“stop mark”).
Figuur 3. Bepaling van de blokovergang van een gezaagd profiel (links),  na selectie van de instroom van het nieuwe materiaal (midden) en na  bewerking om de relatieve vulling door het materiaal van de nieuwe  billet (rood weergegeven) te kunnen bepalen (rechts).
Deze methodiek is bruikbaar voor elke willekeurige matrijs. Hiervoor  moet per matrijs een beperkte set monsters geanalyseerd worden, waarna  vervolgens de overgang (de complete kromme, weergegeven door de  stippellijn in Figuur 4) gekarakteriseerd kan worden met een eenvoudige  empirische formule. Recentelijk is deze methode verder ontwikkeld,  waarbij deze overgangen middels computersimulaties kunnen worden  benaderd. 
De methodieken zijn belangrijk om het exacte verloop van de blokovergang  nauwkeurig te bepalen met een beperkte inspanning. Echter, hieruit is  vooralsnog niet af te leiden in welke mate eigenschappen in het profiel  (en dan met name in het overgangsgebied) kunnen variëren. Van belang is  dus ook het verkrijgen van inzicht in de eigenschappen als functie van  de positie in de blokovergang. 
Dit verloop zal in het volgende deel behandeld worden.
Figuur 4. De blokovergang als functie van de afstand in het profiel.
Eigenschappen in de blokovergang
De dwarsnaden ontstaan uit de contactvlakken tussen het oude  billetmateriaal wat nog aanwezig is in de matrijs na het afscharen van  de persrest en de nieuwe billet. 
Door de natuurlijke oxidatieproces van het aluminium, welke aanzienlijk  versterkt wordt door de hoge temperatuur bij het voorverwarmen van de  billet, ontstaat er een oxidatielaag op de contactvlakken. Daarnaast  kunnen er verontreinigen aanwezig zijn, zoals restanten van  smeermiddelen. Deze eigenschappen verhinderen de vorming van een goede  verbinding tussen de billets, aangezien er geen metallische hechting kan  plaatsvinden. Doordat de hechting tussen geoxideerde vlakken zeer  slecht is, zal er op deze plaats een zeer zwakke verbinding zijn. Het  gevolg is dat de mechanische eigenschappen van het profiel in dit  gedeelte aanzienlijk zullen afwijken van de reguliere eigenschappen  elders in de geëxtrudeerde lengte. Door de stroming van het aluminium  van billet tot profiel zal het oorspronkelijke contactvlak sterk  vervormen. Door het vervormen van het materiaal ter plaatse van het  contactvlak zal de brosse oxidehuid in kleine, discrete stukken breken.  Tussen deze opgebroken oxidelaag zal het “schone”, onderliggende  aluminium van de billets in contact komen en een metallische binding  aangaan, met aanzienlijke betere hechtingseigenschappen. Naarmate het  aluminium verder vervormt tijdens het doorlopen van het vormingstraject  van billet naar profiel, zal de oxidelaag steeds verder worden  opgebroken en zal het verbindingsvlak verhoudingsgewijs steeds meer uit  metallische verbindingen bestaan ten koste van de niet-gebonden  vervuilde gedeeltes en dus zullen de eigenschappen van de overgang  toenemen. 
Om het verloop van de eigenschappen vast te stellen is een experimenteel  programma uitgevoerd, gebruik makend van een specifiek testprofiel  (Figuur 5). De matrijs voor dit profiel is zodanig ontworpen dat uit het  profiel een tweetal gepaarde dwarstrekstaven gefabriceerd kunnen  worden. In een van deze trekstaven ontwikkelt de blokovergang zich  zodanig dat dit (afhankelijk van de positie in de blokovergang) in de  meetlengte van de trekstaaf zal bevinden. 
Figuur 5. Testprofiel en de hieruit gefabriceerde trekstaven.
Aan de hand van de techniek beschreven in de vorige paragraaf kan de  overgang zichtbaar gemaakt worden, gerelateerd aan de afstand in het  profiel. Dit is weergegeven in Figuur 6 voor het gedeelte van het  profiel waar de trekstaaf is uitgenomen. 
Het is duidelijk zichtbaar dat het nieuwe materiaal (rood weergegeven in  Figuur 6) vanaf de zijkanten het profiel vult. In het midden van de  trekstaaf zal uiteindelijk contact tussen de twee materiaalstromen  optreden, waar dan de langsnaad zal worden gevormd. Bij het beproeven  van de trekstaven blijkt dat vaak breuk optreedt op het grensvlak tussen  het oude en het nieuwe materiaal. Dit is zichtbaar in Figuur 7.  Naarmate de blokovergang vordert schuift de breuk steeds meer op naar  het midden van de trekstaaf. In de gevallen waar er nog geen  blokovergang aanwezig is en als de blokovergang voor een aanzienlijk  deel heeft plaatsgevonden, treedt breuk op in het midden van de staven.  Bij gedetailleerde inspectie van de gebroken staven blijkt verder dat de  vorm van het breukvlak sterk overeenkomt met het vloeipatroon in de  blokovergang; in de staven zonder blokovergang (of waar de blokovergang  bijna volledig heeft plaatsgevonden) is het beukvlak gelijk aan dat van  een reguliere trekstaaf, met een aanzienlijke mate van insnoering. 
Figuur 6. Blokovergangsgebied als functie van de afstand in trekstaven  uit het testprofiel. Aan de linkerzijde is de afstand gerelateerd aan  het begin van de blokovergang weergegeven, recht is de vulling van de  profieldoorsnede met nieuw materiaal getoond (als percentage van de  doorsnede van het profielsegment). 
Figuur 7. Weergave van de gebroken trekstaven uit het blokovergangsgebied.
De uitkomsten van de trekproeven staan weergegeven in Figuur 8. Hier  zijn twee karakteristieke grootheden van de trekproef, de treksterkte en  de breukrek, afgezet tegen het verloop van de blokovergang (weer  uitgedrukt als percentage nieuw materiaal dat de profieldwarsdoorsnede  vult). De karakteristieke grootheden zijn geschaald naar de maximale  gemeten waarde. Ter aanvulling is ook de hardheidswaarde getoond. De  grafiek laat zien dat zowel de treksterkte als de breukrek afnemen tot  een minimumwaarde, om vervolgens weer in waarde toe te nemen tot de  oorspronkelijke waarden, wanneer de blokovergang bijna voltooid is.
Figuur 8. Mechanische waarden in het blokovergangsgebied.
Het is duidelijk dat er een aanzienlijk effect is van de blokovergang op  de eigenschappen van het profiel. De treksterkte neemt met ca. 35% af  bij een waarde van de blokovergang van 60%. Een veel groter effect is er  voor de ductiliteit, weergegeven door de breukrek. Er treedt een  terugval op van 90%, bij een blokovergang van 70%.  De hardheid blijft  min of meer constant op hetzelfde niveau, onafhankelijk van de  blokovergang. Dit betekent dan er geen afwijking is opgetreden in de  thermomechanische procesroute. De verandering in de treksterkte en de  breukrek zijn dus alleen veroorzaakt door de blokovergang. 
Het verloop van de eigenschappen is te verklaren uit de balans tussen de  “goede” eigenschappen van het materiaal waar de blokovergang nog niet  is opgetreden en de lage waardes in het materiaal met de blokovergang.  Initieel is er in de dwarsdoorsnede een blokovergang met een relatief  klein grensvlak met een zeer slechte binding (omdat het grensvlak nog  weinig uitgerekt is), omgeven door relatief groot aandeel “goed”  materiaal. Het gevolg is dat de trekstaaf nog redelijke eigenschappen  heeft. Naarmate de blokovergang vordert neemt het aandeel goed materiaal  af ten koste van het grensvlak met de blokovergang, waardoor de  eigenschappen verder afnemen, tot op een minimumniveau. Bij het  voortschrijden van de blokovergang neemt door de toenemende vervorming  van het grensvlak de kwaliteit van de binding toe, met als gevolg weer  een toename van de mechanische waarden.
Uit het bovenstaande blijkt dat de blokovergang een belangrijke invloed  heeft op de prestaties van het profiel. De combinatie van een teruggang  in sterkte, gekoppeld aan een zeer sterkte reductie van de breukrek is  een zeer risicovolle situatie. Bij een kleine overbelasting van het  profiel zal de toegestane treksterkte overschreden worden en zal  plastische vervorming optreden. Echter door de aanzienlijke  achteruitgang van de ductiliteit zal breuk snel kunnen optreden, met  mogelijk zeer ernstige gevolgen, vooral bij constructieve toepassingen.  Aangezien de breukrek pas na ca. 90% voltooiing van de blokovergang weer  op een acceptabel niveau is hersteld, is het belangrijk dat de overgang  in voldoende mate uit de geëxtrudeerde lengte wordt verwijderd.
Langsnaden
Voor de productie van holle profielen worden meestal porthole matrijzen  toegepast. In deze matrijzen worden de holtes in het profiel gevormd  door kernen in de matrijs; het aantal holtes in het profiel  correspondeert met het aantal kernen in de matrijs. De kern in een  porthole matrijs vormt een integraal, vast deel van het  extrusiegereedschap en wordt middels bruggen gepositioneerd in de  matrijsopening (Figuur 9). Tijdens extrusie vloeit het aluminium om de  bruggen heen en komt vervolgens weer samen om als één volledig profiel  de matrijs te verlaten. Bij het samenvloeien vormt zich een langsnaad  over de gehele lengte van het profiel (Figuur 10). Aangezien dit proces  optreedt bij elke brug in de matrijs is het aantal langsnaden in de  profieldoorsnede gelijk aan het aantal bruggen in de matrijs. Langsnaden  van een goede kwaliteit bezitten eigenschappen die vergelijkbaar zijn  met het basismateriaal, hetgeen van belang is bij mechanisch belaste  constructies, of in gevallen waarbij extrusieprofielen aanvullende  omvormbewerkingen ondergaan, zoals bijvoorbeeld buigen of hydrovormen.  Ook kunnen langsnaden zich manifesteren als aftekeningen op het  profieloppervlak als het materiaal geanodiseerd wordt. Een goede  kwaliteit van de langsnaad is van wezenlijk belang, omdat langsnaden  aanwezig zijn over de volle lengte van het profiel. In tegenstelling tot  de in het vorige deel behandelde dwarsnaden kunnen langsnaden niet  verwijderd worden. 
Het is dus van belang ervoor te zorgen dat de eigenschappen van de  langsnaad vergelijkbaar zijn met die van de rest van het profiel.  Hiervoor dienen matrijsontwerp, procesinstellingen en de legering goed  op elkaar afgestemd te worden. Indien een van de parameters onvoldoende  wordt beheerst, kunnen de eigenschappen van langsnaden hierdoor sterk  beïnvloed worden. Om de kwaliteit zeker te stellen worden proefextrusies  uitgevoerd. De extrusieprofielen worden visueel en mechanisch getest,  waarna blijkt of de parameters zodanig zijn dat goede langsnaden zijn  gevormd. Dit proces is ingrijpend en tijdrovend. Hoewel er al empirische  kennis over extrusienaden bestaat is er door de auteur een  wetenschappelijk onderzoeksproject uitgevoerd om het fundamentele  vormingsproces van langsnaden te onderzoeken. De opgedane kennis kan  aangewend worden om de problemen met extrusienaden vooraf te onderkennen  en maatregelen te nemen om kwaliteitsproblemen te voorkomen.
Figuur 9. Opbouw van een matrijs voor extrusie van een buisprofiel. De  kern wordt door drie bruggen gepositioneerd. Links invoerzijde van de  matrijs; midden: uitvoerzijde van de matrijs; rechts: doorsnede door de  matrijs.
Figuur 10. Het ontstaan van een langsnaad als gevolg van de centrale brug (de stromingsrichting is hier van links naar rechts).
Initieel is een inventarisatie gemaakt van voorgaande onderzoeken op het  gebied van langsnaden in extrusie. Uit dit onderzoek valt te  concluderen dat er veel aandacht is besteed aan het mechanische aspect  van de vorming van langsnaden. Zo zijn er – veelal door middel van  computersimulaties– analyses uitgevoerd betreffende de relatie tussen de  druk op het verbindingsvlak waar de langsnaad zich vormt en de  mechanische eigenschappen van de langsnaad. Op basis van deze analyses  zijn er verschillende criteria voor de kwaliteit van extrusienaded  ontwikkeld. In het algemeen zijn deze criteria gebaseerd op de  verhouding tussen de druk op het materiaal ter plaatse van het  contactvlak en de vloeispanning van het aluminium in de matrijs. Omdat  deze criteria in de meeste gevallen het resultaat zijn van een beperkte  set experimenten, uitgevoerd met één legering, zijn deze criteria niet  algemeen toepasbaar. In het onderstaande stuk worden enkele resultaten  van experimenteel uitgevoerd onderzoek besproken, gericht op het  vaststellen van de invloed van matrijsgeometrie en legeringstype op de  prestaties van de langsnaad. Als eerste wordt in de navolgende paragraaf  de invloed van de legering besproken. Aansluitend wordt de invloed van  de matrijsgeometrie toegelicht.
 
